In de zomer van 1944 begon de SS met de ontruiming van de concentratiekampen dicht bij het front. De gevangenen en de productie installaties die belangrijk waren voor het voortzetten van de oorlog werden getransporteerd naar talrijke nieuwe buitenkampen in het binnenland van Duitsland. Wanneer ook de kampen in het hart van het Derde Rijk ontruimd werden in de lente van 1945, waren er bijna geen kampen meer over om de gevangenen naar toe te brengen. Toch probeerde de SS de gevangenen zo lang als mogelijk onder hun controle te houden. De concentratiekampen kregen immers van Heinrich Himmler het bevel ervoor te zorgen dat er geen gevangenen levend in de handen van de geallieerden vielen. Het ontruimen van het concentratiekamp Neuengamme startte op 24 maart 1945 met de buitenkampen in Emsland, dicht bij de Nederlandse grens. Begin april werden de kampen in Weserbergland, Willemshaven, Hannover, Braunschweig en Salzgitter leeggehaald. De laatste buitenkampen die werden verlaten, waren die in Bremen en Hamburg.
De dodenmarsen
Tijdens de ontruiming van deze kampen propte de SS vaak tussen de 50 à 100 gevangenen in goederenwagons. Tijdens deze transporten, die soms langer dan een week duurden, kregen de gevangenen zeer weinig of helemaal geen eten en water. Door beschadigde spoorwegen en het steeds wijzigen van de posities van de frontlinies, konden veel van deze treinen hun geplande bestemming niet bereiken. Ze reden soms dagen rond zonder duidelijkheid waarheen. Vele gevangenen stierven van honger, ziekte of uitputting en werden begraven langs de spoorlijn op stopplaatsen. Indien het transport per trein niet mogelijk was, werden de gevangenen te voet op weg gestuurd. Deze dodenmarsen, die dagen duurden en waarbij de reeds fel verzwakte gevangenen geen of weinig eten en water kregen en het zonder aangepaste kledij en schoeisel moesten stellen, betekende voor velen de dood onderweg. Degenen die in elkaar zakten of het tempo van de groep niet konden volgen, werden langs de weg doodgeschoten door de bewakers.
De verzamelkampen
De bestemming van deze transporten waren de zogenaamde verzamelkampen. Ongeveer 9.000 gevangenen kwamen in het krijgsgevangenenkamp van Sandbostel terecht, dichtbij Bremervörde. De meeste gevangenen kwamen uit de buitenkampen rond Bremen en een paar buitenkampen van Hamburg. Ook heel wat zieke gevangenen van andere satellietkampen werden naar hier gebracht. Meer dan 8.000 gevangenen werden naar Bergen-Belsen getransporteerd. Dit waren hoofdzakelijk Joodse vrouwen, zieke gevangenen van het hoofdkamp en gevangenen uit de buitenkampen van Hannover. Ongeveer 5.000 gevangenen, hoofdzakelijk uit de buitenkommando’s van Braunschweig en Salzgitter eindigden in het buitenkamp Wöbbelin, dichtbij Ludwigslust.
In deze drie kampen werden de gevangenen gewoon achtergelaten om te sterven. Duizenden gevangenen kwamen daardoor om van honger, uitputting en ziekten. Ca. 1.000 gevangenen stierven in Wöbbelin, ongeveer 3.000 in Sandbostel. Hoeveel gevangenen uit KZ Neuengamme er tussen de 25.000 zaten die in Bergen-Belsen stierven kort voor en in de eerste weken na de bevrijding, is niet gekend. Deze kampen werden daarom sterfoorden of moordkuilen genoemd.
De evacuatie van het hoofdkamp
Op 20 en 21 april 1945 werden meer dan 4.000 Scandinavische gevangenen met de zogenaamde “witte bussen” bevrijd, na onderhandelingen tussen het Zweedse Rode Kruis en Himmler. Kort daarna werden ongeveer 10.000 gevangenen op transport gezet naar Lübeck. Op 21 en 23 april vermoordde de SS 58 mannen en 13 vrouwen die uit de gevangenis van Fuhlsbüttel in Hamburg voor executie naar Neuengamme overgebracht waren. Twintig Joodse kinderen die vanuit Auschwitz naar KZ Neuengamme gebracht waren om misbruikt te worden voor medische experimenten, werden naar het reeds ontruimde buitenkamp Bullenhuserdamm in Hamburg gestuurd om opgehangen te worden.
Tijdens de laatste dagen van april 1945 moest een ongeveer 700 man sterk werkcommando het hoofdkamp opkuisen. De SS wilde alle sporen van hun misdaden uitwissen. De dossiers werden verbrand, de barakken van strooi en vuilnis gezuiverd en geverfd. De geselblok en de galg werden verwijderd. De SS verliet het kamp op 2 mei samen met de laatste gevangenen.
De ramp in de Lübeckerbocht
Aangezien er geen kampen meer waren om de gevangenen op te vangen nam de districtchef van de NSDAP in Hamburg schepen in beslag waarop meer dan 9.000 gevangenen in Lübeck werden ingescheept. Samengeperst in de ruimen leden ze honger, dorst, werden ziek en velen stierven.
Op 3 mei 1945, tijdens een Britse luchtaanval die bedoeld was om een deel van de Duitse troepen te verhinderen te vluchten langs de Baltische Zee, vatten de voor Neustadt liggende schepen “Cap Arcona” en Thielbek vuur. Bijna 7.000 gevangenen verbrandden, verdronken of werden bij reddingspogingen neergeschoten. Slechts een 500-tal opvarenden, 450 van de Cap Arcona en 50 van de Thielbek, overleefden deze ramp. Een ander schip de “Athen”, met nog 2.000 gevangenen aan boord lag op het moment van de aanval aan wal in Neustadt en werd even later door de Britten bevrijd.
Bronnen:
- Hoofdexpo “Zeitspuren” in Gedenkstätte KZ Neuengamme
- “Sporen in de geschiedenis- Museumgids, Oktaaf Duerinckx en Tom Devos, uitgeverij Koppa bvba, s.d.,235 p.